donderdag 12 januari 2012

Bali en Lombok

Betoverend Bali & Lombok

door Aranka van der Pol
Indonesië -  Loop bij zonsopgang door de rijstvelden, rook een kretek, beklim een vulkaan, bid in een tempel, laat je masseren op het strand, proef van de arak, kijk uit voor de apen, snorkel tussen de papegaaivissen, bezoek een lokale markt en geniet van de geuren en kleuren van Indonesië.






Eten, bidden en beminnen; volgens de gelijknamige film en bestseller van Elizabeth Gilbert, zou je het in deze volgorde het beste in Italië, India en Bali kunnen doen. Maar vergeet Italië en India; voor eten, bidden en beminnen heb je aan Indonesië genoeg. De voortreffelijke curry’s, indrukwekkende tempels en romantische sfeer betoveren iedere reiziger.

Kunstenaarskolonie

Vooral het ’magische’ Ubud, een uur rijden vanaf de hectische hoofdstad Denpasar, spreekt tot de verbeelding van veel reizigers en vakantiegangers. De oude kunstenaarskolonie bestaat uit een aantal lange kronkelende straten met aan weerszijden winkels en galeries, elke paar meter afgewisseld door een massagesalon, pedicure of spiritueel heler.
De sfeer is gemoedelijk, niemand heeft haast en op elke straathoek staat wel iemand met een bloem in het haar je te begroeten. Deze heilige frangipani bloem, die in wit met geel of roze de bomen kleurt en heerlijk zoet-prikkelend ruikt, wordt gebruikt voor offers, kom je tegen op de lakens van je hotelbed en prijkt achter het oor van menig taxichauffeur en politieman.
Niet voor niets zijn veel reizigers - die hier kwamen op zoek naar hun geluk, of iets anders - nooit meer weggegaan. Je pikt ze er zo uit: de hippies op leeftijd, die met hun net te lange grijze haren en yogafitte lijf, in de barretjes thee en gezonde shakes drinken en je als kleine Boeddha’s vriendelijk toelachen.

Apenbos

Een van de hoofdstraten heet Monkey Forest Road, die zoals de naam al zegt langs het ’apenbos’ loopt. Een plek waar je zonder zonnebril, losse tasjes en de handen stevig om de camera geklemd naartoe moet, want de apen maken hier de dienst uit.
Ze worden al jaren gevoerd door toeristen en gidsen en zijn daardoor uiterst brutaal geworden. Hun doel is zo snel mogelijk iets van je af te pakken dat ze vervolgens met je terug kunnen ruilen voor voedsel.
De Balinezen lachen erom, ze hebben geen idee waarom die rare Westerlingen apen zo interessant vinden: ’ze zijn bijdehand, vies en sommige hebben rabiës’.
Dat laatste valt nu wel mee, maar je moet goed oppassen, want er is enige tijd geleden een rabiës uitbarsting geweest, die ook de honden in hun greep had. En er zijn nogal wat honden in Ubud. Al doen ze meestal niet meer dan blaffen. Dus laat u goed informeren en inenten voordat u (net als uw verslaggever) elke dag al slalommend door de rijstvelden moet om de honden te ontwijken.

Julia Roberts

Een massage mag in Ubud niet ontbreken en ook een consult van Wayan Nuriashi (Jl Jembawan 5), de medicijnvrouw uit het boek Eten, bidden en beminnen, is een beleving op zich. Toch ligt de echte magie van Ubud in haar paleis, het Gunung Kawi monument, de tempels van Pura Marajan Agung en Pura Taman Saraswati, de nabijgelegen artistieke dorpjes en de omringende rijstvelden, waar de ochtendzon de terrassen frisgroen kleurt.
„Julia Roberts was hier ook”, is het eerste wat gids I Made Sudira vertelt wanneer we hem ontmoeten voor een wandeling door de ‘rijstpadies’. Roberts filmde in Ubud voor de opnames van Eat, Prey, Love. Het boek en de film zorgden voor een stroom van toeristen.
Voornamelijk vrijgezelle vrouwen trokken naar het eiland om hun geluk te beproeven en net als de hoofdpersoon (gespeeld door Roberts) uiteindelijk de liefde van hun leven te vinden in Ubud. I Made heeft er geen moeite mee; „Ik ben nog op zoek naar een Westerse vrouw”, lacht hij.
Met half dicht geknepen ogen staren we over de meters groene velden. Tengere Balinezen met rieten kapjes op hun hoofd, als bescherming tegen de felle zon, werken zich in het zweet om de rijst te oogsten.
Een man snijdt de rijststengels af, door de sikkel met een krachtige beweging naar beneden te zwiepen, waarna de vrouwen de grote bossen stengels tegen een ton slaan zodat de rijstkorrels eraf vallen.

Kasten

„Bali heeft een vierkastensysteem”, legt I Made uit. De kaste van de priesters is de hoogste: de Brahmana. Daarna komt Ksatria, de adel, dan de handelaren: Wesia en de laagste kaste waartoe zo’n negentig procent van de Balinezen behoort is de Sudra.
Zo ook I Made, wat we al aan zijn naam hadden kunnen horen. Want de Sudra kaste gebruikt maar een paar namen die de volgorde van geboorte in het gezin aangeeft. Zo heet je Wayan, Gede (man) of Putu als je de oudste bent, de tweede heet Made, Nengah of Kadek, de derde Nyoman of Komang en de vierde Ketut.
Bij de vijfde, zesde en zevende begint het weer opnieuw met tellen. Mannen plaatsen een I voor deze naam en vrouwen een Ni. En achter de naam komt de familienaam. Wel zo overzichtelijk.
„Bali is voor 93 procent hindoeïstisch”, vervolgt I Made. „Elke familie heeft haar eigen tempel gebouwd achter het huis. Deze moet naar het noordoosten gericht zijn. Daarom zie je bijvoorbeeld hier aan de linkerkant van de weg alleen maar tempels en aan de rechterkant huizen.”
Zo’n drie keer per dag worden er offers gebracht. De vrouwen vouwen mandjes van palmbladeren waarin rijst, bloemen en wierook wordt gelegd. Als Westerling ga je regelmatig middenin zo’n kunstwerkje staan, maar maak je geen zorgen, zodra de offers zijn gedaan, hebben de mandjes geen waarde meer en worden de offers door de honden en apen verorberd.

Nachtleven

In het zuidelijke deel van het eiland is de sfeer iets anders. Zo is surfersparadijs Kuta overbevolkt door Australische dudes die tot diep in de nacht aan het bier zitten. Backpackers kunnen hier hun lol op met de talloze restaurantjes, souvenirwinkels en het drukke nachtleven.
Nog zuidelijker ligt Nusa Dua, een door een poort afgesloten enclave van luxe hotels. Niet echt iets voor ons, maar de prachtige villa’s van hotel The Balé maken veel goed. Daarnaast is het een perfecte uitvalsbasis om surfstrandjes als Ulu Watu, Padang Padang en Dreamland te ontdekken.
Op een gehuurd scootertje zigzag je door het drukke verkeer van het ene idyllische plekje naar het volgende. Om onderweg even te stoppen bij de Puhur Luhur tempel en bij een van de vele straattentjes om voor één euro van een heerlijke curry te genieten.
Met de handen tegen elkaar en zijn hoofd gebogen begroet gids Edy ons de volgende dag: „Selamat siang.” Edy, die ons via Ubud, Pura Ulun en Seririt helemaal langs de noordkust naar Menjangan brengt, blijkt vloeiend Nederlands te spreken.
„Een oudere Nederlands-Indonesische vrouw waarvoor ik jaren werkte, leerde het me”, vertelt hij bijna accentloos. De tocht gaat langs wijd uitgespreide groene velden, waar ossen bij de oogst helpen en koeien ineens midden op de weg staan.

Ballonvissen

De laatste bestemming in Bali, die Talisman travel design zo zorgvuldig voor ons heeft uitgekozen, ligt helemaal aan de noordwestkust van het eiland. We verblijven in het prachtige Menjangan resort, middenin het Bali Barat National Park. Menjangan betekent hert en je hoeft maar een paar stappen het bos in te doen en je begrijpt waarom.
’s Ochtends vroeg ga je op zoek naar bijzondere vogels, ’s middags te paard door het bos (of languit op het verlaten strandje) en ’s avonds barbecueën bij kaarslicht met het geruis van de zee op de achtergrond. Maar het meest unieke van deze plek is het eiland van Menjangan tien kilometer voor de kust.
Een half uurtje met de boot en er opent zich een onwaarschijnlijke mooie onderwaterwereld vlak voor je neus. Je hoeft enkel je duikbril in het water te steken en je ziet tientallen papegaaivissen, zeekomkommers, ballonvissen en zelfs baracuda’s om je heen cirkelen.
Het is net alsof je met flippers en al in een groot aquarium bent gedumpt. Het koraalrif wordt echter bedreigd door toeristen die er roekeloos mee om gaan. Tot grote spijt van gids Ketut GelGel: „Respect voor de natuur is heel belangrijk, want als je van de natuur houdt, houd je van je toekomst.”
Zijn woorden echoën de volgende dag in het kleine vliegtuig op weg naar Lombok nog na. Want hoe moeilijk is het om hier aan je toekomst te denken als je zoals zoveel Indonesiërs nog elke dag moet vechten om te overleven?
En dat terwijl wij ’s avonds in het super-de-luxe Oberoi hotel mogen logeren, waar we twijfelachtig van genieten. Dat ligt niet aan de sublieme massage, aan de verse frangipani op het hoofdkussen, het in de vloer verzonken bad, het uitzicht over zee of de uitstekende service. Maar wel aan die grote contradictie met de wereld buiten het Oberoi sprookje.
Want Lombok is nog authentiek. De natuur is er minder aangedaan door het toerisme dan in Bali en de mensen zijn er net zo vriendelijk. Met dit verschil dat Lombok voornamelijk Islamitisch is en een totaal andere cultuur heeft.
Op het eerste gezicht lijken de Sasak, zoals de traditionele inwoners van het land heten, wat meer gesloten. En hoewel de Sasak gematigde moslims zijn, is het wel gewenst om in de dorpen een lange broek of rok te dragen en de schouders te bedekken.

Reuzenschildpad

„Lombok betekent chilipeper, maar in het Sasak dialect betekent het eerlijk”, vertelt de gids als we gezamenlijk over de markt van Gunungsari lopen en de bakken vol pittige rode pepers passeren. Vijfenzestig procent van de bevolking is boer, ze verbouwen rijst, maar ook pinda’s, chili, soja, knoflook, ui en tabak.
Daarnaast zijn er hele dorpen die zich wijden aan het maken van sari’s of aardewerk. Zoals Sukarara waar de vrouwen acht uur per dag met hun voeten en heupen tussen de houten latten zitten om een paar centimeter verder te weven. Zo duurt een beetje sarong maken al snel drie maanden.
Elke familie heeft zijn eigen patroon. En dat weven blijkt nog niet zo gemakkelijk, ontdekken we als we naar voorbeeld van een oudere vrouw in het weefgetouw mogen plaatsnemen.Ook Lombok heeft een grote aantrekkingskracht op watersporters; surfers, snorkelaars en duikers komen in grote aantallen op het paradijs af.
Vooral de Gili eilanden met de omringende koraalriffen zijn een trekpleister: het luxe Gili Air, rustieke Gili Meno en levendige Gili Trawangan. En het moet gezegd: het snorkelen is erg indrukwekkend, want hoe vaak zwem je nu met een reuzenschildpad? Maar toch heeft het aquarium van Menjangan ons een beetje verwend gemaakt…
Het grootste en verste eiland, Gili Trawangan, staat bekend om zijn goede feesten en drukke barretjes, maar het is zeker ook de moeite waard om de iets rustigere plekken op het eiland op te zoeken.
Het kost je zo’n 1,5 uur om het eiland rond te lopen. Maar je kunt natuurlijk ook per fiets of met een paard. Want overal op het eiland schieten wagens met kleine paarden ervoor, fungerend als taxi’s voor toeristen, in sneltreinvaart voorbij.
Zo galopperen we langs de azuurblauwe zee met de witte stranden, waar donkere blote kindjes achter elkaar aanrennen. En weer is daar die echo: „Respect voor de natuur is heel belangrijk, want als je van de natuur houdt, houd je van je toekomst.

(uit de Telegraaf)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten