zondag 26 augustus 2012

Warmste tropische weekend sinds 1994

vorige | foto 1 van 29 | volgende

Zo lagen we erbij

Veel mensen zochten afgelopen weekend aan de kust verkoeling op. Fotograaf Robin Utrecht vloog over de Nederlandse stranden en toont hoe 'we' erbij lagen. © anp
(Bron: AD)

zaterdag 25 augustus 2012

Macedonie



Maak kennis met Macedonië

St Jovan Bogoslov is een van de vele kerkjes van Ogrid en ligt op een klif in het meer.
Macedonië is nog geen klinkende naam als reisbestemming. Nieuwe vluchten vanuit Brussel en Eindhoven naar Ohrid - waar Europa's diepste meer zich bevindt - zouden daar wel eens verandering in kunnen brengen. Even kennismaken!
Waar ligt Macedonië?
In het midden van de Balkan, in Zuidoost-Europa. Het maakte ooit deel uit van Joegoslavië, en is onafhankelijk sinds 1991. Begrensd door Kosovo in het noordwesten, Servië in het noorden, Bulgarije in het oosten, Griekenland in het zuiden en Albanië in het westen. Hoofdstad is Skopje.Het is er nog heel authentiek, met meer dan vijftig meren en zestien bergen hoger dan 2.000 meter.

Waar moet ik naartoe?
Ohrid, aan het gelijknamige meer, is een prachtig stadje. Het heeft kronkelige, grotendeels verkeersvrije klinkerstraatjes, met overhangende etages en rode daken. De stad werd gebouwd tegen een 700 meter steile heuvel, met op de top het 11de-eeuwse fort van Tsaar Samuil. In die periode was Ohrid de hoofdstad van het Bulgaarse imperium en kreeg de stad de bijnaam 'Jeruzalem van de Balkan'. Orthodoxe kerken en kapelletjes zijn er bij de vleet. Er wordt beweerd dat er 365 gebedsplaatsen zijn, één voor elke dag. Meest fotogeniek is het St Jovan Bogoslov kerkje, even buiten de stad op een vooruitstekende klif in het meer. Vissers varen je er voor een habbekrats naartoe. Wie te voet gaat, passeert langs de visserswijk Kaneo, met leuke terrasjes aan het water.

Het doodstille meer is een attractie op zich. Het ligt in het zuidwesten van Macedonië, op de grens met Albanië. Met 289 meter diepte wordt de 350 vierkante kilometer grote plas het diepste en oudste meer van Europa genoemd. Groene bossen, rotspartijen en ruige bergen omzomen het. Een rondrit langs de oevers levert steeds veranderende uitzichten op. In het westen doemen de woeste bergen van Albanië op en zie je 's avonds de zon ondergaan, wat voor magnifieke kleurschakeringen zorgt.

Wanneer ga ik?
Onze zomer: in de streek heerst een mediterraan klimaat met 260 zonnige dagen per jaar. Reken op ± 25 °C of meer. Geen tijdverschil.

Voor wie?
Natuurliefhebbers kunnen mooie wandelingen maken op de flanken van het meer en voor sportievelingen zijn er mountainbikeroutes. Langs de Macedonische kant ligt het Nationaal Park Galicica. Hier leven zeldzame diersoorten, zoals de Balkanlynx. De hoogste bergtop is de habitat van steenarenden, slechtvalken en vale gieren.

Zeker een omweg waard is het orthodoxe klooster van Sint-Naun, dat vanop een rots over het meer uitkijkt. Luidruchtige pauwen heten je er welkom en in het kerkje zijn mooie fresco's te bewonderen. In de buurt van het klooster liggen bronnen en een idyllisch riviertje waarop je kan roeien.

Voor wie niet bang is van een cultuurschokje: het zuidwestelijke deel van het meer behoort tot Albanië en de grenscontrole gebeurt hier nog erg grondig. Je rijdt er over slechte wegen en ziet overal koepelvormige bunkertjes, een erfenis van de communistische dictator Hoxha die er veertig jaar de plak zwaaide.

Langs het water in Pogradec, het enige Albanese stadje aan het meer, zie je overal barak-restaurantjes waar Ohrid-forel wordt geserveerd. Die bedreigde vis mag niet meer in Macedonië gevangen worden, maar langs deze kant wél. Overheerlijk en voor geen geld.

Voor wie niet?
Strandfanaten en families met kinderen die all-inparadijzen gewend zijn. Alleen bij het stadje Struga vind je een echt strand. Elders tref je keien en kiezels aan, soms gras en riet. Veel hotels hebben pontons in het meer van waarop je een duik in het kristalheldere water kunt nemen. Ook fijnproevers zijn niet aan het juiste adres. Restaurants bieden stevige kost aan, maar niet altijd hoogstaand. Het bier en sommige wijnen zijn wél lekker. En je kan eten en drinken voor weinig geld. Een pintje kost nog geen euro (1 euro = ± 62 denars).

Waar kan ik logeren?
De meeste hotels in de streek liggen aan het meer. Meestal gaat het om grote hotels uit de jaren van de communistische leider Tito. Ondanks de renovaties heerst er nog steeds een Oostblok-sfeertje, waardoor gezelligheid niet meteen het sterkste punt is. Toch worden er grote inspanningen geleverd om alles op te frissen en is het comfort op de kamers aanvaardbaar. In het straatbeeld van Ohrid duiken steeds meer bed & breakfasts op en er zijn ook campings. Naast de lage prijzen voor eten en drinken, valt ook de prijs voor een hotelverblijf reuze mee.

(Bron:HLN.be)

Het schattige dier van de dag

vorige | foto 1 van 236 | volgende

Het schattige dier van de dag

Een nijlpaardje van vier dagen zwemt naast zijn moeder in de zoo van Kuala Lumpur. © reuters
(Bron: HLN.be)

donderdag 23 augustus 2012

Frankrijk; Camarque

De Camargue, het wilde Westen van Frankrijk
De Plaine de la Crau met op de achtergrond de Provençaalse hoogvlakten.
Fleur de sel, volgens fijnproevers het beste zout ter wereld.
Het haventje van Fos-sur-Mer.
Uitgestrekte zoutwaterbassins, roze flamingo's, elegante stieren, witte wilde paarden, het beroemde gefilterde licht dat schilders inspireerde: de Camargue in het zuiden van Frankrijk behoeft geen aanbeveling meer. Iets oostelijker ligt nog een stukje bijna onbetreden Camargue dat de omweg zeker waard is. Wij trokken, in het kielzog van gastheer Marc De Schutter op ontdekkingstocht door het wilde Westen van Frankrijk.

De Camargue is een waterland. Overal waar je kijkt, zie je stromen, stranden, étangs of zoutmeren, de Rhônedelta met haar wirwar van waterwegen en uiteindelijk de Middellandse Zee. Een van de belangrijkste wetlands van Europa, een uniek en beschermd natuurgebied, habitat van purperreigers en roze flamingo's. Het gros van de bezoekers rijdt linea recta door naar het meest westelijke deel, waar grote toeristische trekpleisters als Arles en Les-Saintes-Marie-de-la-Mer de massa opslokken. Het oostelijke deel is relatief onbekend. "Jammer", meent Vlaming Marc De Schutter. In twee dagen loodst Marc ons langs middeleeuwse molens, onmetelijke stranden, onaangetaste dorpskernen en zijn eigen haven.

La vie provençale
Op Plage Napoleon trekken de kitesurfers zich niets aan van de rookpluimen van de petrochemie in de golf van Fos-sur-Mer op de achtergrond. Dit is met zijn 120 meter het mooiste en breedste strand van de Camargue. Op een boogscheut van Plage Napoleon ligt Port Napoleon. Negen jaar geleden kreeg de Antwerpse zakenman Marc De Schutter (51) de kans om deze privéjachthaven te reorganiseren en uit te baten. Booteigenaars huren hier hun standplaats of laten hun schip op de werf renoveren, maar je kan er ook een zeiljacht of motorboot huren, eventueel inclusief water- of jetski's. Bootloze bezoekers kunnen in Port Napoleon terecht voor een boottripje over de Rhône naar Arles, waar geluncht wordt in het drijvende restaurant La Péniche.

Omgekeerd is Port Napoleon voor het varende cliënteel de ideale uitvalsbasis voor een uitstap op het land. Naar het naburige 10de-eeuwse dorpje Fos-sur-Mer bijvoorbeeld, een typisch voorbeeld van een village perché, hoog op een uitstekende rots, vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt op de Plaine de la Crau. Op dit vlakke achterland met steenvlakten en graslanden laten herders hun schapen al sinds mensenheugenis grazen. Hier is ook de traditie van de transhumance nog springlevend, de grote schapentrek naar de Provençaalse hoogvlakten en terug, een jaarlijks terugkerende va-et-vient van duizenden schapen die onlosmakelijk verbonden is met de Provençaalse identiteit.

Vanaf de aanlegsteigers in de drie kleine haventjes die samen de haven van Port-Saint-Louis-du-Rhône vormen, maken kleine houten bootjes zich voor dag en dauw gereed voor la pèche au gros, de tonijnvangst. Niet voor langslapers, want al om vijf uur varen ze uit. Als de bootjes zo'n veertig mijl van de kust zijn, beginnen de vissers de jacht, die vaak de hele dag duurt, met een flink ontbijt dat traditiegetrouw wordt weggespoeld met witte wijn. Wie zin heeft, mag mee. Dat valt allemaal te regelen in Port Napoleon.

Fleur de sel
Stel dat je van de lokale producten zou moeten leven, dan zou je zeer goed af zijn in de Camargue. Mosselen, olijven, wijn, kruiden, fruit, schapen- en stierenvlees, zelfs biologische rijst... Het land is rijk aan grondstoffen, en dat weerspiegelt zich in de streekkeuken. En dan is er nog het zout dat aan de zee wordt onttrokken. Sel de Camargue en het kostbare fleur de sel, volgens fijnproevers het beste zout ter wereld, worden gewonnen in grote, witte zoutbassins en -lagunes, onder meer in de buurt van Salin-de-Giraud. Dit werkmansdorpje werd speciaal voor de zoutwinning opgetrokken en heeft met zijn rechttoe rechtaan stratenplan een heel apart karakter.
(Bron:HLN.be)

Spanje; Benidorm

Het eilandje voor de kust van Benidorm

 


Een zon- en strandvakantie is pas compleet als je een boottochtje kunt maken.
 
Dat was het idee van de exploitanten die vijftig jaar geleden de eerste boottochtjes begonnen uit te voeren tussen de haven van Benidorm en het kleine eilandje dat voor de kust ligt, een onbewoond eiland waar de meeuwen de baas zijn en waarover ook een paar leuke verhalen te vertellen vallen.

Vanaf beide grote stranden in?Benidorm biedt het kleine eilandje dat recht tegenover het oude centrum ligt, een aantrekkelijke aanblik. Het is maar een klein stukje land van circa 350 bij 260 meter maar doordat er voor de kust van Benidorm verder geen eilanden zijn en het ‘isla de Benidorm’ op slechts twee zeemijl van de populairste stranden van zuidoost-Spanje ligt, is het een gewild doel voor een boottochtje.

Vissers brachten al sinds jaar en dag toeristen die een paar peseta’s op tafel wilden leggen naar het eilandje. Maar het was in 1962 toen een zekere Andrés uit Valencia op het idee kwam toeristenboten uit de haven te laten varen. Het plan werd gerealiseerd door José Cervera uit?Benidorm en het familiebedrijf ‘Excursiones marítimas Benidorm’ was een feit. Het leuke is dat vandaag de dag de excursie naar het eiland nog steeds worden georganiseerd door dezelfde familie.

Heel veel is er in de afgelopen vijftig jaar niet veranderd. De tochtjes met de ‘golondrinas‘ (zwaluwen), zoals de boten liefkozend worden ge­noemd, duurden in de beginfase circa 35 minuten en nu nog slechts een dik kwartier. En de laatste twee decennia is het mogelijk om via een boot met een glazen bodem de vissen en koralen rondom het eiland te zien. Eén van de boten die het traject haven-eiland afleggen heeft al zo’n glazen bodem. Wie op de andere boot de overtocht maakt, kan op het eiland overstappen op een kleinere boot met glazen bodem.

Een ander verschil met vroeger is het enige huisje dat er op het eiland staat. Te­gen­woordig is dit een restaurant waar u typische Spaanse ge­rechten kunt nuttigen. Maar het gebouwtje had in het begin een heel andere functie. Het was namelijk zo dat er tot 1959 behalve de vuurtoren geen enkel bouwwerk op het eiland stond. Het was in vorige eeuwen wel gebruikt als uitvalsbasis door piraten en in de negentiende eeuw zelfs door een aantal families die vluchtten voor een cholera-epidemie in Benidorm en Villajoyosa, maar toen de Spaanse regering op 8 augus­tus 1959 een wetswijziging doorvoerde, woonde er niemand en stond er ook geen huis. De wetswijziging hield in dat alle eilanden voor de Spaanse kust die niet bewoond waren, automatisch eigendom zouden worden van de staat. De gemeente Benidorm reageerde door in allerijl een wachthuisje te laten bouwen waarin een kustwacht moest gaan wonen. Zo bleef het eilandje eigendom van de gemeente.De kustwacht die in het huisje ging wonen, was Vicente Navarro, oom van de huidige burgemeester van Benidorm. Toen drie jaar later de golondrinas met toeristen naar het eilandje begonnen te komen, zag hij mogelijkheden voor een extra inkomstenbron. Eerst verkocht hij flesjes frisdrank aan de toeristen en later bouwde hij een bar in de huiskamer. Tegenwoordig is dezelfde ruimte dus restaurant.



Waar de gemeente dus in de jaren zestig bewerkstelligde dat het eiland gemeente-eigendom bleef, ging het in 1994 door veranderingen in de kustwet toch over in handen van de staat. Sindsdien woont er niemand meer op het eilandje, hoewel de exploitatie van het restaurantje nog altijd doorgang vindt. Tegenwoordig maakt het eilandje deel uit van het natuurpark Sierra Helada en dat betekent dat de natuur beschermd wordt en er verder niet ge­bouwd mag worden.Een boottocht naar het eilandje is een echte aanrader. Hoewel het maar een korte tocht is, zult u geen plek vinden van waaraf u een mooier uitzicht heeft op Benidorm dan vanaf deze boot. Binnen enkele minuten laat u de drukte van de stranden, de hoge gebouwen en winkelstraten achter zich en hoort alleen nog het geluid van de golven en de zee. Het uitzicht op de twee stranden aan weerszijden van de rots waarop ‘het kasteel’ en het oude centrum ligt, en de honderden torenflats wordt met de minuut mooier. Ook het bergachtige achterland is steeds beter te zien. Heel opvallend is de Puig Campana, met zijn 1406 meter de op één na hoogste berg van de provincie, en kernmerkend om­dat er een brok uit lijkt te ontbreken.

Een legende vertelt over de reus Roldán die op de hellingen van de Puig Campana woonde. Hij werd verliefd op een prachtige jonge vrouw en zij kwam bij hem wonen in zijn hut. Op een dag werd de vrouw erg ziek en de reus was radeloos. Een tovenaar vertelde hem dat de vrouw zou sterven als de laatste zonnestraal achter de berg verdwenen zou zijn.?De reus holde de Campana op en met een machtige houw sloeg hij een stuk uit de berg, zodat de zonnestralen er precies door konden en zijn geliefde nog iets langer zou leven. Toen hij terugkwam bij de hut, maakte hij nog net de laatste minuten van het leven van de vrouw mee. Het stuk steen dat de reus had weggeslagen, kwam in zee terecht en vormde daar het eiland van?Benidorm.

Van dit verhaal bestaan verschillende versies, van een jongeling uit Benidorm die verliefd werd en de berg opholde, van een Moor en een christen die samen vochten op de top van de Puig Campana... maar de meest vertelde is die van de reus. En als u vanaf het water of vanaf het eiland naar de Puig Campana kijkt, is best te begrijpen dat men dacht dat het gat was uitgehakt en hier terecht was gekomen.

Als u de overtocht heeft gemaakt op de boot met de glazen bodem, maakt u meteen een extra tocht naar de zogenoemde Bajo de la Llosa, een stukje zeereservaat aan de zuidkant waar de bodem op meer dan dertig me­ter diepte ligt en waar u, als u geluk heeft, veel vissen kunt zien. Als u op de boot zonder glazen bodem de overtocht maakt, stapt u zoals gezegd op het eiland over.

Het is ook aardig een wandelingetje te ma­ken over het eiland zelf. Het hoogste punt is 73 meter en vanaf dit punt ziet u een groot deel van de kust van de Marina Baixa. Door de geringe regenval van de laatste tijd is er weinig vegetatie maar er komen normaal toch enkele vrij zeldzame mediterrane planten­soorten voor. De zilvermeeuw en geelpootmeeuw zijn in groten ge­tale aanwezig maar de vogelkenner zal met een beetje geluk ook stormvogeltjes, slechtvalken en gierzwaluwen kunnen herkennen.

En hoewel het eiland dagelijks bezocht wordt door grote aantallen toeristen, blijft het grootste deel vlak bij de aanlegsteiger. De rest van het eiland is dus relatief rustig en het is leuk het te verkennen voor een volgende boot u weer terug brengt naar het drukke Benidorm.

Praktische informatie

De boten naar het ‘Isla de Benidorm’ vertrekken elke dag vanaf 10.00 uur uit de haven en daarna elk uur. Wanneer de laatste boot gaat, hangt van het weer en de tijd van het jaar af. Een retourtje kost 14 euro voor volwassenen en 11 euro voor kinderen. Ook vanaf het eiland gaat er elk uur een boot.

Door: Bea Lutje Schipholt
 (Bron:Weekblad De Week)
.

woensdag 15 augustus 2012

Rugen

Mecklenburg-Voor-Pommeren

De herrijzenis van Rügen

Rügen betekent rust, ongerepte vergezichten. Krijtrotsen kijken bij Kaap Arkona, ontspannen aan het Oostzeestrand. In de nazitijd organiseerde de overheid er een verdiende vakantie heen. En ook in de DDR moest je de reis via de staat boeken. Tegenwoordig kan iedereen zelf op zoek naar het bordje ‘Zimmer frei’.
Je kunt natuurlijk de imposante brug nemen, die het grootste eiland van Duitsland met het vasteland bij Stralsund verbindt. Maar het pontje bij Stahlbrode brengt je gelijk in vakantiestemming. Je ziet surfers als vliegjes over de Greifswalder Bodden schieten, terwijl je zelf langzaam naar de overkant dobbert. De scherpe wind suist in je oren, en aan de horizon doemen de velden en heuvelruggen van Rügen al op.
Als je van het pontje afkomt, zit je al snel in Putbus. Dit schitterende plaatsje is vooral het werk van vorst Wilhelm Malte I zu Putbus. Hij vestigde zich hier begin negentiende eeuw en in zijn navolging liet de Duitse elite witte classicistische villa’s en paleizen bouwen rond een centraal plein, het circus, met een negentien meter hoge obelisk. En hij liet een prachtig kasteelpark aanleggen. De voortvarende heerser zou zich in zijn graf omdraaien als hij wist dat zijn nazaten vandaag de dag weg zijn en er nu herten grazen.

Mooiste kasteel

De oranjerie staat er weliswaar nog, maar het slot is verdwenen. Toen de Russen Hitler-Duitsland in 1945 veroverden, werden ook de landgoederen onteigend. ’Junkerland in Bauernhand’, zo luidde het nieuwe beleid. Het paleis van Putbus werd geplunderd. Eerst door de grote groep Duitse vluchtelingen. Het Rode Leger deed de rest.
En de nieuwe machthebbers, de socialisten, hadden weinig op met de adellijke pracht en praal. Het mooiste kasteel van Rügen werd eerst jarenlang amateuristisch gerenoveerd, en toen dat teveel bleek te kosten, botweg afgebroken. Een tentoonstelling herinnert nu aan het leed.
In Putbus stopt ook de ‘Rasender Roland’. Deze trein rijdt sinds 110 jaar op een smalspoor van 75 cm van Lauterbach naar de mondaine badplaatsen Binz en Sellin en Baabe. Eindpunt is Göhren. Al van verre hoor, of beter gezegd, ruik je de locomotief.
Ook al zijn de milieubewuste Duitsers gek op duurzaamheid, ze zijn vaak nog meer verzot op techniek. Vandaar dat de antieke Rasender Roland nog steeds rijdt, ook al gaat-ie slechts 25 kilometer per uur. Op kolen. Zo stoot de stinkende trein continu grijze wolken uit.

Vissersstad Sassnitz

Onderweg naar de vissersstad Sassnitz, waar de veerboten naar Zweden en Denemarken vertrekken, eten we verse erwtensoep uit de mobiele veldkeuken. Zowel de ‘Feldküche’ als de ‘Gulaschkanone’ zien er vervaarlijk uit. Maar niet minder militant dan de H.M.S. Otus, een uitgediende Britse U-Boot, die in de haven ligt.
Aan de kade wacht Herr Boy, geboren en getogen in Sassnitz. Hij verzorgt rondleidingen over geheel Rügen. „Wij eilandbewoners zijn nuchtere Noord-Duitsers. Moeten net als de Hollanders met elementen als wind en water vechten. Dat zorgt voor eigenschappen als harde werklust en spaarzaamheid”, oordeelt hij.
Klaus Boy (63) is opgegroeid in Oost-Duitsland. „In de DDR kon je maar weinig kopen. De mensen die geld hadden probeerden het te verstoppen. Het opscheppen met materiële goederen werd niet gewaardeerd. Tegenwoordig is het anders. Nu kun je alles kopen en alles wordt pico bello in orde gemaakt.” Inderdaad staan bijna alle huizen goed in de verf en zijn de ooit zo hobbelige straten zo perfect als je in Duitsland verwacht.

Bloeiende badplaats

Maar met het verdwijnen van de DDR gingen ook de landbouw en de visvangst ten onder. „Vroeger werkte hier vrijwel iedereen op de tachtig viskotters van Sassnitz. Nu zijn er nog maar twintig over. En duizenden verloren hun banen in de collectieve boerderijen.”
Daar staat tegenover dat veel mensen hun brood tegenwoordig in het toerisme verdienen. Twintig jaar terug kwamen er bijvoorbeeld tweehonderdduizend gasten naar Binz. Nu is de capaciteit van deze bloeiende badplaats al het dubbele. En tegenwoordig is zelfs het ooit door de Stasi streng bewaakte eilandje Vilm, waar dictator Erich Honecker verbleef, te bezoeken.
Lang voordat de communisten bijna een halve eeuw in het noordoosten van Duitsland heersten, kenden anderen al de heilzame krachten van de badplaatsen aan de kust. Eind achttiende eeuw werden deze trekpleisters in de regio Mecklenburg-Vorpommeren opgericht. Nog altijd zeer geliefd is Binz, vooral vanwege zijn romantische witte gevels, met torentjes en erkers. Vooral in de Putbusser Straße zijn echte pareltjes te bezichtigen. Een steenworp verder ligt het ‘Haus des Gastes’. „Hier liet men zeewater verwarmen om er in overdekte cellen in te baden”, aldus Boy.

Panoramarondvlucht

Na de Wende in 1989 kwamen de oude eigenaren, die in de jaren vijftig verdreven waren, en West-Duitse en buitenlandse investeerders terug naar Rügen. De vervallen strandpromenade met het statige Kurhaus en honderden andere monumenten waren tot een grauw woongebied verworden. De ondernemers zorgden niet alleen voor restauratie en opknapbeurten, maar ook voor nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid.
Vakantiegangers kunnen nu in een sportvliegtuigje een panoramarondvaart boven Rügen boeken, een indrukwekkende theateravond bij de Störtebeker Festspiele beleven of uitjes op plezierschepen langs de beroemde krijtrotsen maken. Die soms honderd meter hoge krijtrotsen zijn niet ongevaarlijk. Vorig jaar nog werd een jong meisje onder het gesteente bedolven, toen tienduizenden tonnen tegelijk naar beneden stortten.

Metamorfose

Vakantie op het eiland was vroeger aan de elite voorbehouden, net als het reizen naar het buitenland. Rügen grensde weliswaar niet aan andere landen, maar gold toch als grensgebied, vooral met Zweden en Denemarken. Hier zaten de Russen, de Nationale Volksarmee en natuurlijk de Stasi. In de vakantievilla’s waren arbeiders en boeren ingekwartierd.
Ook Klaus Boy diende in het Oost-Duitse leger. Hij was gelegerd in Prora, bij Binz. Hier wilde Adolf Hitler twintigduizend mensen tegelijkertijd en in één complex vakantie laten houden. De Tweede Wereldoorlog haalde een streep door de rekening. In Prora kan het vier kilometer lange, lege gebouw op veel toeristen rekenen. Maar mogelijk krijgt ook dat een nieuwe bestemming, zoals heel Rügen een metamorfose heeft ondergaan.

(Bron: Telegraaf)

Zie ook foto's hiernaast

Bloementapijt in Brussel

Brusselse Grote Markt rolt zijn bloementapijt uit

© photo news.
Op de Grote Markt in Brussel zijn vanmiddag de eerste Belgische begonia's geplaatst die samen met bijna één miljoen soortgenoten het traditionele bloementapijt zullen vormen. Dit jaar staat de Afrikaanse cultuur centraal, met een motief geïnspireerd op tekeningen van volken uit Congo, Ethiopië, Nigeria, Botswana en Kameroen.
© photo news.
© photo news.
© epa.
Het uitzetten van alle plantjes moet op zo'n vier uur geklaard zijn. Honderdtwintig vrijwilligers worden ingeschakeld om de hele oppervlakte van 77 bij 24 meter op die tijd bedekt te krijgen. Vanavond om 22.00 uur volgt dan de officiële opening. Tot en met zondag 19 augustus blijft het kunstwerk liggen, met elke avond een klank- en lichtshow.

Jarenlange traditie
De traditie van de Brusselse bloementapijten gaat terug tot 1971. Vanaf 1984 werd beslist er een tweejaarlijks gebeuren van te maken. Intussen wordt ook vanuit het buitenland uitgekeken naar de Brusselse bloemenpracht. Dat bleek weer uit de schare Russische, Japanse en Arabische journalisten die de voorstelling door toerismeschepen Philippe Close bijwoonden.

Toeristen
"Het bloementapijt is het toeristische evenement met de meeste weerklank in de internationale media", aldus Close. "Het hele jaar door komen toeristen bij het stadhuis aankloppen met de vraag waar de bloemen toch gebleven zijn. Bovendien is het bloementapijt ook de meest verkochte postkaart."

Nieuwigheid
Opvallende nieuwigheid dit jaar zijn de tienduizend bloemen die het stadhuis langs de buitenkant opfleuren. Volgend jaar, wanneer er geen heel tapijt wordt uitgerold, zal dat nog uitgebreider gebeuren.

De organisatie achter het tapijt hoopt alvast op meer dan 140.000 bezoekers op vijf dagen.

(Bron:HLN.be)

maandag 13 augustus 2012

Sluitingsceremonie Ol. Spelen

De 100 mooiste beelden van de olympische slotceremonie

De Olympische spelen in Londen zitten er op. De 80.000 toeschouwers in het Olympisch Stadion kregen zondagavond tijdens de sluitingsceremonie, net als ruim twee weken geleden bij de opening, een show gepresenteerd met veel dans, theater en muziek.

Op het middenterrein was het centrum van Londen in grote lijnen nagebouwd. Zo was onder meer de Big Ben te zien, net als de Tower Bridge. Ook The London Eye, het enorme reuzenrad, ontbrak niet.


Een indrukwekkend eerbetoon aan ex-Beatle John Lennon was een van de hoogtepunten van de avond. Terwijl het nummer 'Imagine' uit de speakers klonk, werd in het midden van het stadion het gezicht van Lennon (gevormd door een grote groep mensen) uitgebeeld. Brian May en Roger Taylor, gitarist en drummer van Queen, brachten samen met zangeres Jessie J het bekende nummer 'We will rock you'.

The Spice Girls, de populaire meidengroep uit de jaren 90, waren speciaal voor de Spelen bij elkaar gekomen. Na de vlagoverdracht met IOC-voorzitter Jacques Rogge tussen de burgemeesters van Londen en Rio de Janeiro, de locatie voor de Spelen van 2016, en de opkomst van het Braziliaanse boegbeeld Pelé sloten Sebastian Coe, hoofd van het organisatiecomité LOCOG, en Rogge de Spelen af.

Het feest was daarmee nog niet ten einde. Eerst was er nog een optreden van Take That. Als slotact speelde The Who hun klassieker uit de jaren 60: My Generation. Daarmee refererend aan het thema van de Spelen: Inspire a generation. © getty

(Bron: HLN.be) 

zaterdag 11 augustus 2012

Tecklenburg


Tecklenburg: Thuis bij de buren

door Jan Colijn
Het mannetje ploft een doos op de bar van restaurant Schloss Schänke en roept in sappig dialect-Duits richting de man achter de toog: „Wat mot, dat mot.” Het lokale ‘plat-Duuts’ lijkt sterk op het taaltje zoals dat wordt gesproken in de Twents-Achterhoekse grensstreek. Tecklenburg ligt dan ook op nog geen uur rijden van de Nederlands-Duitse grens. Maar je waant je er toch in een compleet andere wereld.

Top 3 Noord-Rijnland-Westfalen

De markante witte vakwerkhuizen zijn onmiskenbaar van Duitse makelij, maar het is vooral de omgeving die dit historische stadje zo bijzonder maakt. Niet dat het nu meteen tussen Alpenreuzen ligt, maar het is toch meer dan heuvelachtig. Vooral omdat de stijgingspercentages regelmatig ronduit indrukwekkend zijn. Met soms 20 procent of meer heb je daar te voet of op de fiets vaak een hele kluif aan.
Het Teutoburgerwald heeft heel wat te bieden: voor de sportievelingen, maar ook voor de rustzoekers, de liefhebbers van pittoreske monumentale stadjes. en levensgenieters, die houden van goed eten en drinken. Tecklenburg is zo’n stadje. En blijkt bovendien met z’n roemrijke verleden als kuuroord de ideale plek om lichaam en geest weer met elkaar in balans te laten komen.

'Neder-Duits'

Op het stadsplein staat boven een van de winkels nog zo’n fraai staaltje van het ‘Neder-Duits’ zoals dat hier wordt gesproken: ‘Kum rin un kiek to’. Een veelgebezigde kreet waarmee Tukkers en Achterhoekers hun visite verwelkomen. ‘Kom d’r in’, klinkt het gastvrij om, zodra een eerste voet over de drempel is gezet, er ‘dan ku-j d’r oet kieken’ aan toe te voegen. Ofwel in ABN: ‘Kom binnen, dan kun je naar buiten kijken’. Gortdroge humor van onze landgenoten in de grensstreek.

Historie

Het stadje ligt in het Teutoburgerwald en de historie van de graafschap Tecklenburg voert terug naar de twaalfde eeuw. In 1263 verloor die graafschap weliswaar z’n zelfstandigheid na inlijving door het naburige Bentheim, maar tot aan het eind van de negentiende eeuw behield het stadje z’n eigen graaf.
Tecklenburg telt nog geen tienduizend zielen, maar mag zich officieel sinds 1388 toch stad noemen. Het verwierf namelijk in 1388 die felbegeerde rechten. Al is dat een wel erg pretentieuze benaming voor dit bepaald niet uit de kluiten gewassen dorp. ’t Is nu eenmaal een erfenis uit het verleden. Maar Dat wil niet zeggen dat Tecklenburg niet de moeite waard is.

Heksenwandeling

Behalve middels het lokale kuuroord heeft het stadje in meerdere opzichten een louterende werking. Met dank aan de heilzame natuur. Wij besluiten deze dag de ‘heksenwandeling’ voor onze rekening te nemen: een stadswandeltocht van zo’n anderhalf uur. Waarbij de hoogteverschillen ervoor zorgen dat het vooral een kwestie van klimmen en klauteren wordt. Hoewel prima te doen, toch iets om vooraf rekening mee te houden.
Waar de naam voor die wandeltocht vandaan komt? „Tecklenburg heeft iets met heksen”, zo legt de dame van de lokale ‘VVV’ uit, gelegen op De historische markt is tevens het start- en eindpunt van de trip. Een markt die dateert uit de zestiende eeuw met een reusachtige linde, die een slordige vierhonderd jaar oud is. en zodoende de status van bekend natuurmonument verwierf. Vanaf de markt komen we terecht bij de ‘wellenquelle’, een natuurlijke bron die in vervlogen tijden dienst deed als drinkwatervoorziening voor de stad. Maar vooral de moeite waard tijdens deze wandeling is de even verderop gelegen ‘heksenkeuken’, een merkwaardig gevormde rotsformatie. Met helemaal onderin natuurlijk gevormde nisjes, waarin de heksen waarschijnlijk het hout flink opstookten. En het behoeft weinig fantasie wat die heksen zoal op deze heet gestookte stenen bakten en grilden.

'Balkon van het Münsterland'

Wie de moeite neemt om een paar meter verder loopt te lopen tot aan de parkeerplaats ‘Münsterlandblick’ heeft vervolgens een overweldigend uitzicht over het heuvelachtige gebied. En dan is meteen duidelijk waar Tecklenburg de bijnaam ‘het balkon van het Münsterland’ aan dankt.
Op de route staan veel monumentale bouwwerken. Zoals de plaatselijke burcht. Of liever gezegd: de restanten ervan. In het nabijgelegen openluchttheater worden gedurende het zomerseizoen regelmatig voorstellingen gehouden. Van de burcht zelf mag dan niet veel over zijn, de stadsmuur biedt een fraai uitzicht over de omgeving en de historische stadskern. Een andere onbetwiste blikvanger op de route is het Scheve Huis. Een huis in markant blauw dat, zoals de naam al doet vermoeden, in de loop der eeuwen totaal uit het lood is geraakt.

Heksenproef

Tecklenburg is echter vooral bekend geniet echter vooral bekendheid om z’n heksenverhalen. In een van de kerken komen we een plaquette tegen ter nagedachtenis aan de Nederlandse arts dr. Johan Weger, of Johannes Wier, zoals ze hem hier kennen. De medicus, die in 1588 in deze Stadtkirche zijn laatste adem uitblies, maakte zich sterk tegen de heksenwaanzin in die tijd. Dames die bovenaardse gaven werden toegedicht, werden zonder pardon op de brandstapel gezet. Of moesten de in die tijd zo beruchte heksenproef doorstaan. Ze werden in het water gesmeten. Verdronken ze, dan was dat het bewijs dat ze geen heks waren. Hadden ze geluk, dan bleven ze drijven. Al was dat dan wel meteen het doorslaggevende bewijs van hun heksenbestaan. En werden ze dus vervolgens alsnog een kopje kleiner gemaakt…

Lekkere gebakjes

Na anderhalf uur klimmen en klauteren komen we weer terug op het stadspleintje, waar de kanariegele luifels van konditorei Rabbel het straatbeeld ontsieren. Maar zo lelijk als de zonneschermen zijn, zo lekker zijn de gebakjes van deze ambachtelijke banketbakker anno 1907. Zoete broodjes bakken kunnen ze wel, die Duitsers. Een waardiger afsluiter van deze stadswandeling kunnen we dan ook niet bedenken. Want na het bedwingen van al die hoogtemeters is het uiteraard raadzaam de krachten weer op peil te brengen.

TIPS

Het Poppenmuseum van Tecklenburg; Een waardevolle collectie cultuurhistorisch speelgoed, ondergebracht in een vakwerkhuis uit 1684. Poppen, maar ook poppenhuizen, poppenkeukens en ander speelgoed. www.puppenmuseumtecklenburg.ev.ms
Even buiten Tecklenburg staat Waterschloss Haus Marck, een monumentaal waterkasteel dat in particuliere handen is en zodoende beperkte openingstijden kent. Informeer dan ook vooraf bij het toeristisch informatiepunt of u er wel terecht kunt.
De Hermannsweg is een 156 kilometer lang wandelpad, verdeeld over acht dagetappes. Het voert in de volle lengte door het Teutoburgerwald en staat te boek als een van de mooiste paden van Duitsland. Tecklenburg is een van de halteplaatsen.
Voor de liefhebbers van ontspanning vormt Tecklenburg een waar Mekka. Wellnessprogramma’s, een kuurpark met een eigen kruidentuin. Of al wandelend het hoofd weer leeg maken; geest en lichaam komen er weer in balans.
Fietsen: de heuvels rond Tecklenburg laten zich meten met de beklimmingen in het Limburgse land. De liefhebbers van het smalle zadel kunnen zich er eindeloos uitleven. Zowel op de mountainbike als de gewone racefiets. Met stijgingspercentages met uitschieters van boven de twintig procent. Het Münsterland kent een slordige 4.000 kilometer aan fietspaden.
Leuk voor de allerkleinsten: het sprookjesbos en de rodelbaan in buurgemeente Ibbenbüren. Hier is ook het Kletterwald te vinden: een ‘wandeling’ door de toppen van soms tientallen meters hoge bomen.

ETEN & DRINKEN

Het eten en drinken is in weinig Europese landen zo dik voor elkaar als in Duitsland. Het centrum van Tecklenburg kent meerdere restaurants, met vooral heel veel Westfaalse specialiteiten. Gaststätte Fabula kijkt wat verder over de landsgrenzen en serveert ook Tex-Mex en Italiaanse gerechten. Gasthof Prigge gaat vooral op de biologische toer met streek- en ook internationale gerechten. Wij zochten ons smaakvolle heil in Schloss Schänke heeft een typisch Duitse inrichting, en voor 10-15 euro krijg je een plateservice. Geheel volgens Duitse proporties: overvloedig dus. Maar het is verbazingwekkend hoeveel restaurantjes en Gaststättes je er vindt. Loop dus gewoon rond, bestudeer de menukaart en pik er iets van je gading uit. En Voor de lekkere trek zijn er ijscafé Rizzi en konditorei Rabbel.

SLAPEN

Overnachten kan in de hotels, pensions en vakantiewoningen in Tecklenburg zelf, maar ook in de fraaie omgeving. Ringhotel Teutoburger Wald is een van de bekendste hotels. www.ringhotel-teutoburger-wald.de Voor adressen en andere toeristische info: www.tecklenburg.de

REISWIJZER

Tecklenburg is heel eenvoudig te bereiken. Via de snelweg A1 rij je bij Oldenzaal de grens over en vervolgens is het ‘immer gerade aus’ tot je de borden Tecklenburg ziet.

(Bron:Telegraaf)

zaterdag 4 augustus 2012

Girona; Spanje



 Gerona leuke uitstap voor Barcelona-ganger

Barcelona is natuurlijk een hele populaire bestemming voor veel van onze landgenoten, de stad heeft uit toeristisch oogpunt ook heel veel te bieden. Maar als je een weekje weg bent wil je ook wel eens een andere leuke Spaanse stad aandoen, en dan is het slechts 90 kilometer noordoostelijk van Barcelona gelegen Gerona (Girona in het Catalaans) een absolute aanrader.


Een smalle steeg in de oude binnenstad van Gerona.
De stad die qua inwonertal tegen de honderduizend inwoners aanschommeld geldt als hoofdstad van de Costa Brava en ligt op een afstand van 35 landinwaarts van de kust. In de stad kun je duidelijk zien dat verschillende culturen er hun sporen hebben nagelaten: Arabische, Joodse en Christelijke culturen bepalen de mooie oude historische stadskern van de stad.

Twee rivieren

Overigens bezit Gerona ook een eigen luchthaven en de stad is derhalve ook geschikt om er een stedentrip te starten. Wat de stad aanterekkelijk maakt is dat de stad gebouwd is op een strategische plaats en doorsneden wordt door een tweetal rivieren, de Ter en Onyar.
De stad is bovendien een universiteitsstad en dat maakt vaak dat een stad beslist als levendiger wordt ervaren. In de stad tref je smalle straatjes uit een ver verleden en veelal in pasteltinten gekleurde huizen die vaak direct aan het water zijn gebouwd, dit zorgt er samen met de vele andere bezienswaardigheden voor dat er voor elk wel wat wils valt te doen of te beleven in Gerona.


Bezienswaardigheden


Een van de vele bruggen over de Onyar, deze is van de hand van de beroemde contructeur Eiffel.
De stad bezit vele winkeltjes en restaurants en middels de tien bruggen over de rivier de Onyar kun je eigenlijk overal vrij gemakkelijk komen. In de oude stadskern is vooral de Kathedraal de Santa Maria een bezoek waard. De kerk, die je vanuit alle hoeken en standen in het stadje kunt zien, kenmerkt zich overigens door een mengeling van tijdperken en stijlen.

De Kathedraal van Santa Maria in Gerona.
Vanaf de Kathedraal kun je vervolgens naar de Calle de la Forç de call, ofwel de Joodse Wijk wandelen. Hier bevindt zich het Centre Bonastruc ça Porta-Institut d’Estudis Nahmanides, waar je genieten kunt van diverse tentoonstellingen en concerten. De Joodse Wijk is tegenwoordig een winkelgebied waar je van alles kunt kopen; maar in de Middeleeuwen was deze buurt één van de belangrijkste Joodse culturele centra. De Joodse wijk van Gerona is één van de mooiste en omvangrijkste van Europa, en wordt door vele toeristen bezocht.
Midden in de wijk staat het Museu de la Ciutat, het stadsmuseum dat gewijd is aan de geschiedenis van de stad.

De Arabische baden in Gerona.
Andere bezienswaardigheden vormen de Arabische Baden die uit de 12de eeuw dateren en het Provinciaal Archeologisch Museum, in Romaanse stijl, gevestigd in het benedictijner klooster van Santé Pere de Galligants, uit de 12de eeuw.

Stadsmuur


Als bezoeker aan de stad kun je ook niet om de Stadswallen die herinneren aan de diverse belegeringen van de stad heen. In de geschiedenis van de stad werd de destijds geheel ommuurde stad maar liefst 25 maal belegerd en zeven keer veroverd. De verdedigingsmuren die de stad omheinden werden aan het einde van de negentiende eeuw geslecht om een verdere groei van de stad mogelijk te maken. Gelukkig zijn in de afgelopen jaren de stadsmuren compleet gerenoveerd, en is de oostkant herbouwd, waardoor de hele muur nu weer in originele staat bewandeld kan worden.

Een deel van de stadsmuur van Gerona, waarover je prima kunt wandelen om de stad te bekijken

(Bron:Telegraaf)

donderdag 2 augustus 2012

Spanje

Guadalest, het dorpje op de rots

 


Veel toeristen die in de zomermaanden de Costa Blanca bezoeken, komen niet veel verder dan de aangename stranden en de mooie zeeboulevards.
 
Dat is erg jammer, want vooral de noordelijke helft van de provincie Alicante heeft een schitterend berg­achtig achterland. Om toch een idee te krijgen van dat achterland is de excursie naar Guadalest, die door vrijwel elk reisagentschap wordt aangeboden, heel geschikt. Ondanks het soms massale toerisme is en blijft Guadalest namelijk een wonderschoon en heel interessant dorp.

Als jaarlijks de lijst bekend wordt gemaakt van de door toeristen meest bezochte plekken in Spanje, is de naam Guadalest altijd in de top tien te vinden. Het dorpje, dat net iets meer dan tweehonderd inwoners telt, krijgt in twaalf maanden vrijwel net zo veel bezoekers te verwerken als het Prado-museum in Madrid. De reden voor deze onafgebroken stroom bezoekers is vooral de unieke ligging. De tocht vanuit drukke kustplaatsen als Benidorm en Calp duurt maar een half uurtje en leidt bovendien door een prachtig landschap van grillige bergen en terrassen met amandel- en olijfbomen. Het dorp zelf ligt bovendien in één van de mooiste dalen van de provincie Alicante. Het wordt gedomineerd door de ruïnes van twee kastelen en kijkt uit over een azuurblauw stuwmeer.

Als u met een georganiseerde excursie komt, kunt u het tijdstip van aankomst niet bepalen, maar als u zelf met de auto komt, doet u er goed aan ‘s ochtends bijtijds op pad te gaan en voor 10.00 uur in Guadalest aan te komen. De grote parkeerplaats midden in het dorp is dan nog leeg en het dorpje zelf verkeert nog in rust. Het ademt nog de sfeer uit van een authentiek Spaans bergdorpje. Een uur later is dat compleet veranderd. Achter de voordeuren van de meeste witte dorpshuisjes blijken souvenirwinkeltjes schuil te gaan, die hun waren beginnen uit te stallen in de smalle straatjes.Bij aankomst in Guadalest parkeert u (of de bus waarmee u komt) op één van de grote parkeerterreinen midden in het nieuwe gedeelte van het dorp. Vanaf die parkeerplaats is het enkele tientallen meters wandelen naar de entree van het oudere deel van het dorp, dat bestaat uit een lager deel en een hoger deel.

U loopt door de straatjes met winkeltjes en komt uit op een uitzichtpunt waar u voor u een enorm steile rots met daarop een karakteristiek wit torentje en aan de rechterkant de resten van een oud kasteel ziet. Het is dit plaatje dat op tientallen folders en ansichtkaarten staat en dat is niet verwonderlijk, het blijft een schitterend gezicht. U daalt nu een stukje af en gaat dan met een zigzag omhoog naar de ingang van de tunnel.

Deze tunnel was en is nog steeds de enige toegang tot het oudste deel van Guadalest. U zult begrijpen dat het voor de christelijke troepen in de dertiende eeuw niet meeviel dit dorpje te veroveren op de Moren, zij verschansten zich achter de rotsen en konden hun dorp goed verdedigen.Als u de tunnel door bent (en ondertussen één of twee keer op de foto bent gezet door ondernemers die u ertoe willen bewegen die foto bij vertrek te kopen) loopt u recht op de Casa Orduña af. Dit is een zeventiende-eeuws herenhuis dat nu onderdak biedt aan een interessant museum en bovendien de ingang vormt naar de kasteelruïnes. Het is de moeite waard dit gebouw te betreden en de entree te betalen, maar u kunt het beste eerst even linksaf slaan en het oude dorp verder inlopen. U passeert de kerk en een klein etnologisch museum en komt uit op het centrale pleintje met een leuk roestig beeld van de patroonheilige. Aan de rechterkant heeft u nu een werkelijk schitterend uitzicht over het onder Guadalest gelegen stuwmeer, dat azuurblauw is en omringd wordt door mooie natuur.

Wandelliefhebbers onder u kunnen een prachtige wandeling rondom dit meer maken, maar dan moet u wel eerst met de auto een stukje richting Callosa rijden en dan linksaf slaan naar ‘Pantano’. Bij de dam kunt u beginnen met wandelen.

Aan het dorpsplein is ook het oude gemeentehuis en een twaalfde-eeuwse gevangenis gelegen. Die gevangenis kunt u bezichtigen. Erachter ligt de gemeentelijke lagere school. Rechts naast de school loopt een wandelpad over de muren. Als u tot de verste hoek loopt, kunt u de vallei van Guadalest helemaal overzien. U kunt zich nu misschien voorstellen hoe in de tijd van de Moren werd gecommuniceerd. In de verte, bovenop een grillige rotspartij, liggen de resten van het kasteel van Benifato. Meer aan de rechterkant liggen bovenop de bergwand de resten van het kasteel van Castell de Castells. Via deze twee kastelen én het kasteel van Guadalest kon men het hele dal controleren en het met signalen doorgeven als er gevaar dreigde.

Als u het plein, het uitzicht, de kerker, de winkeltjes en de kerk heeft bekeken, keert u terug naar de Casa Orduña. Na het passeren van de kassa wordt u door het mooie gebouw heen geleid (waar soms ook interessante tijdelijke exposities zijn) en vervolgens een trap op die u langs de eerste kasteelruïne leidt. Het Castillo de la Alcozaiba bestaat nog maar uit één toren, die uit de elfde eeuw dateert. Via een metalen constructie wandelt u verder naar het tweede en hoger gelegen kasteel, het Castillo de San José. Dit kasteel speelde niet alleen een belangrijke rol in de strijd tussen Moren en christenen, ook in later eeuwen was het door zijn strategische en unieke ligging belangrijk. Uiteindelijk werd het kasteel door twee aardbevingen en een explosie tijdens de Successie-oorlog in 1708 ernstig beschadigd. U kunt echter nog steeds de hoogste toren beklimmen en over de muren lopen en genieten van een onvergetelijk uitzicht. U kunt zich nu misschien ook voorstellen dat Guadalest één van de plaatsen was waar de ‘Moriscos’ het langst stand hielden. Hoewel dit deel van Spanje aan het einde van de dertiende eeuw door de christenen heroverd werd, was het grootste deel van de bevolking Moors. Deze Moren hadden al eeuwenlang in dit gebied gewoond en ze piekerden er niet over om te vertrekken. De nieuwe landheer, Bernardo de Sarriá, wist dat hij geen betere mensen zou kunnen vinden om de grond te bewerken en hij liet de Moriscos (bekeerde Moren) rustig hun gang gaan. Zo kon het dat Guadalest en veel omliggende plaatsen nog tot 1609 grotendeels Moors waren. In dat jaar besloot de Spaanse koning in het kader van de inquisitie alle Moren het land uit te zetten en er vond een ware klopjacht plaats. In Guadalest verschanste de bevolking zich nog lange tijd achter de rotsen en muren van hun dorp maar uiteindelijk moesten ze zich toch gewonnen geven. Het dorp bleef na het vertrek van de Moren vrijwel verlaten achter en moest worden herbevolkt met christenen uit andere delen van Spanje.

Boven bij de kasteelruïne kunt u ook nog een oude begraafplaats bekijken, met oude kruizen die in de aarde staan. In het nieuwere gedeelte zijn de nissen te zien, waar in Spanje meestal in begraven wordt.

Eenmaal weer beneden kunt u nog één van de vele curieuze musea bezoeken (zoals miniatuurmuseum, martelmuseum en kerststalmuseum), op jacht gaan naar een leuk souvenir of u neerzetten op een aangenaam terrasje.

Praktische informatie

Guadalest ligt 25 kilometer van Benidorm. U rijdt er naartoe via Altea La Vella en Callosa d’En Sarrià (de CV-755) of via La Nucía (de CV-70).

Door: Bea Lutje Schipholt

(Bron: Weekblad de Week)